Goedele werkt als verpleegkundige op de NICU

“Het is werk dat haar nooit loslaat, helemaal niet als er een meisje van 24 weken binnenkomt; net zo groot als de baby in haar buik.”

Het is een heel drukke dag en ik heb weekenddienst. Ik ren van baby naar baby en heb nauwelijks rust om even stil te staan bij wat er allemaal om me heen gebeurt.

Alarmbellen

Zulke dagen heb je op de neonatologie. Soms is het ook rustiger. Dan liggen de baby’s min of meer stabiel in hun couveuse, gaan er wat minder alarmbellen en kunnen de ouders eventjes tot hun positieven komen.

Stabiel

Maar zo’n dag is het vandaag niet. We krijgen een telefoontje dat er een baby van 24 weken binnenkomt. Dat is altijd spannend want 24 weken is in principe op de grens van wel of niet behandelen. Het meisje is klein maar sterk en we krijgen haar stabiel. Dat is het moment dat je weer even adem kunt halen.

Net zo klein

En dan realiseer ik me ineens: jeetje, ik ben ook 24 weken zwanger. Het kind in mijn buik is net zo groot als het piepkleine mensje dat hier nu ligt, aan al die slangetjes.

Ik moet er een paar keer flink van slikken. Het zal je toch maar overkomen als ouders, dat je baby zó vroeg geboren wordt. Wat een verdriet en zorgen heb je dan.

Hoop en vrees

Ik weet dat natuurlijk al langer. Ik heb elke dag contact met ouders en zie steeds weer hoe ze balanceren op de grens tussen hoop en vrees.

Het is heel bijzonder dat je dat met ouders kunt mee beleven. En het is ook altijd confronterend. Maar deze avond – terwijl ik kijk naar het hoopje mens in de couveuse en ik mijn eigen baby voel bewegen in mijn buik – kan ik het ook helemaal mee voelen.

Lange weg

Ik vind het een heel bijzondere ervaring. Alsof ik ineens voel wat het écht betekent als je het liefst dag en nacht op onze afdeling wilt zijn. Bij je te vroeg geboren baby of voldragen kind dat nog niet zelfstandig kan ademen. Als je na die periode nooit meer naar Mc Donald’s kan, omdat alle piepjes daar veel te veel herinneringen oproepen. Als je steeds weer moet aanzien dat ik je zoon of dochter kom prikken, of zelfs moet intuberen. Het is zo’n lange weg, zo’n achtbaan.

Beste kansen

Ik probeer het elke dag zo dragelijk mogelijk te maken, voor de baby en de ouders. Dat is mooi om te mogen doen. We geven een kind – dat eigenlijk nog helemaal niet klaar is voor het leven – de beste kansen om dat straks ten volle te kunnen. Nu ik zelf moeder ben, voel ik dat dieper dan daarvoor.

Mee naar huis

Soms moeten we helaas ook besluiten dat het niet gaat. Dat het beter is om te stoppen met behandelen. Hoe snel de ontwikkelingen in de neonatologie ook gaan. We bevinden ons nu éénmaal vaak op de grens van leven en dood. Daar wen je nooit aan.

Dit werk is ook geen gewoon werk. Ik neem het ook mee naar huis. Ik wil het liefst altijd weten hoe het met ‘mijn’ kinderen gaat.

Vrolijke peuters

Gelukkig zijn er ook de vrolijke peuters en kleuters die regelmatig op de afdeling komen buurten na een controle in het ziekenhuis. En elke dag brengt de post kaarten en foto’s van ouders die maanden bij ons doorbrachten en nu thuis zijn met hun kind. Mede door onze zorg. Daar ben ik heel erg trots op.

Vergelijkbare berichten